Inmiddels is het verschrikkelijk lang geleden. Mijn ouders, toen nog samen, waren politiek actief in de SJ. We gingen in de zomervakantie naar kampen van de SJ. De geur van de legertenten komt bij mij spontaan in mijn neus. Roelie. Een vrouw die wat jonger was dan mijn moeder en mij als pop gebruikte (denk ik). Maar ik liet me haar geknuffel graag aanleunen want ik vond haar eindeloos mooi. Ook Remy en Etienne met hun hond Sita komen terug. Ik beleefde mijn eerste verliefdheid met een hond. Ik geloof mijn broer ook, maar dat moet je hem maar vragen. We speelden eindeloos met het dier. Olga en Paul met hun zoon Maarten-Hans. Ik moest altijd ‘lekker’ met hem gaan spelen maar hij was een stuk jonger dan ik dus dat kwam er niet echt van. En soms was er scholing. Dan moest iedereen, ook wij, ons mond houden omdat iemand stond te praten. Af en toe instemmend gejuich of applaus. Alles eindigde met het zingen van de Internationale. Die tijd, dus.
Hoewel mijn moeder overtuigd socialist was, betekende dat niet dat ze haar leven in armoede wilde slijten. Met mijn vader was de kans groot dat het sappelen bleef. Hij zwierf van baas naar baas maar niets beviel. Bovendien lustte hij wel een biertje…ook wel twee…en ook wel een krat of twee. Met drank op was het geen fijne echtgenoot. Dan vond hij al snel een ander voor een nacht. Dat was akelig voor mijn moeder die zich het liefdesleven anders voorgesteld had, denk ik. Van studeren kwam heel weinig terecht, bij mijn vader. Dat had de weg kunnen plaveien naar een rijker en beter leven. Maar nee, studeren was niets voor hem. Midden jaren zestig…
Gek genoeg was er één baantje dat hij wel voor langere tijd hield: Krantenbezorger. Toen mijn ouders in 1968 al wel gescheiden waren maar nog geen afscheid van elkaar hadden genomen, mochten wij, mijn broertje en ik, ’s ochtends mee als hij zijn dubbele krantenwijk ging lopen. Eerst reden we met zijn brakke lelijke eend naar het uitgifte punt. Wij moesten dan in de auto blijven zitten. Even later ging de achterklep open en legde mijn vader een grote stapel kranten achterin. Zo reden we naar betondorp. Daar zette hij zijn auto aan de kant. We stapten uit en huiverden in de koude vroege ochtend lucht. In mijn herinnering mistte het altijd een beetje. Mijn vader gaf ons een krant en zei een naam of huisnummer. Wij mochten hem dan door de brievenbus schuiven. We probeerden dat zo snel mogelijk te doen. We vonden het zo verschrikkelijk heel erg leuk! Totdat mijn vader inhield. Geheimzinnig keek hij ons aan. Wie van jullie wil de volgende doen? Dat wilden we natuurlijk allebei… want wij wisten wat er ging komen…de krant in de bus van Johan Cruijff stoppen. Wat een eer!
En als de kranten op waren, dan stapten we weer in de auto en reden we terug langs de visstal. Daar kocht hij gebakken hom en kuit voor ons. Zo verschrikkelijk lekker. Thuis vertelden we aan onze moeder enthousiast wie de krant bij Johan Cruijff in de bus had mogen gooien. Ik weet niet meer of haar dat boeide.
Mijn vader is al ruim twintig jaar dood. Johan Cruijff stierf gisteren.