Spreeuwen

Sinds een jaar hebben we een bovenwoning. Een tijdelijke, maar desalniettemin een bovenwoning. De afgelopen jaren zaten we op zonnige dagen in de tuin van onze ‘echte’ woning en hadden we last van een grote kastanje omdat hij de zon tegenhield. Daardoor wilde er niet zo heel veel groeien in onze tuin. Was het heel erg warm buiten, dan genoten we van de schaduw. Nu, in onze tijdelijke bovenwoning, leven we niet in de schaduw, maar kijken we uit op de toppen van de bomen. De binnentuin in ons huizenblok staat vol bomen. Dat maakt het lekker groen. Kijk ik naar de benedenhuizen en hun tuintjes, dan hebben ze hetzelfde probleem als wij hadden; er wil weinig groeien.

In de kruin van de bomen in de binnentuin van ons huizenblok, hebben spreeuwen een kolonie gevormd. Ik weet verder niet hoe het spreeuwenbrein werkt, maar feit is dat ze bij elkaar gekropen zijn. Ik ben niet goed in het schatten van aantallen spreeuwen, maar ik denk dat het er duizenden zijn. Overdag hebben die spreeuwen in de boom elkaar een hoop te vertellen. Het is een herrie van jewelste in die bomen in onze binnentuin. En dan ineens vliegt de bevolking van een boom op en in een steeds bewegende wolk zetten ze het op een vliegen. Sierlijke snelle bochten. Een als de spreeuwenbevolking van één boom het luchtruim kiest, dan volgen vaak de anderen. Ze scheren langs de balkons, over de dakrand, in één ruk over het dak, even weg, en dan twintig meter verder komen ze weer terug.

Soms vliegt zo’n wolk recht op mijn keukenraam af. Vlak voordat ze te pletter slaan tegen mijn raam, zwenken ze naar boven. Voor een enkele spreeuw, zeg zo’n twintig, is de bocht dan net ietsje te scherp. Verbaasd, zo lijkt het, landen ze op mijn balkon. Kijken verdwaasd een aantal keer rond om zich vervolgens kwetterend weer aan te sluiten bij de wolk.

We hebben in november een nieuwe auto gekocht. Knalrood en glanzend staat hij in onze straat. Maar regelmatig vliegt zo’n wolk spreeuwen over. Spreeuwen hebben geen boodschap aan hun sluitspier. Het boeit ze voor geen meter of hun poep op de kop van hun meevliegende buur terecht komt. Met onze nieuwe mooie rode auto hebben ze al helemaal niets. Die zit dus vol witte stippen. Soms moet ik zachtjes huilen bij de aanblik van onze eens zo glanzende trots.

’s Avonds als het donker is, ga ik wel eens op ons balkon staan. Even in de buitenlucht. Het silhouet van de boom laat dichtbezette takken zien. Ze zitten dicht tegen elkaar, de spreeuwen. Sommigen snurken op z’n spreeuws of kwetteren in hun slaap. Het is een vredig geluid dat zachte gemurmel. Geluid is er altijd, onder de spreeuwen. Ik ben zo nieuwsgierig waar ze het over hebben. Dat gesnavel moet toch een bepaald doel hebben? Of is het even doelloos als het menselijk geklets dat ik vaak om me heen hoor? Wie zal het zeggen?

In de lente verlaten de spreeuwen de kolonie en wordt het weer stil in onze binnentuin. Ik, en onze auto, kijken uit naar dat moment!