Sholeh Rezazadeh – De hemel is altijd paars; hypersensitief.

Op sociale media had ik N. uit Teheran ontmoet. Lang geleden. Ik zit niet meer op sociale media, maar destijds wel. Het was een site waarop je correspondentievrienden kon maken over de hele wereld. Omdat ik geïnteresseerd was in de ayatollahs en in eten en N., net als ik, een liefhebber is van lekker eten, nodigde ze ons uit om bij haar te komen eten. Ze was blij verrast toen ik op haar uitnodiging inging en voor geliefde J. en mij zelf een retourtje Teheran kocht. Aldus ontmoette wij haar in het echt. Vreemd genoeg troffen we niet alleen haar dochter en haar aan, maar troffen we bij haar ook nog een man waar ze het nog nooit over gehad had. In een land waar de seksen zo gesegregeerd zijn als in Iran, vond ik dat een beetje raar. Op zich maakte ik er verder weinig gedachten over vuil; ze heeft een vriend, so what. Reza, zo heette hij, reed vriendin N., geliefde J. en mij heel Teheran rond en hij was zeer voorkomend. Ik had gehoord dat er in Iran veel opiumverslaafden leefden. Ik probeerde het daarover te hebben; drugsverslaving als grote stadsprobleem in Amsterdam maar ook in Teheran. Maar ze wilden het er in het geheel niet over hebben. Het leek of vriendin N. iets te vrezen had van die hele aardige Reza. Later bleek Reza geen lover te zijn en dat hij al snel geen contact meer met vriendin N. had. Reza kwam en ging zonder verdere aankondiging. Daardoor zijn we gaan denken dat Reza overheidsbeleid en censuur in persoon was. Maarja, zeker weten doen we het niet.

In de roman ‘De hemel is altijd paars’ van Sholeh Rezazadeh speelt opiumverslaving in het moderne Iran een belangrijke rol. Wat ik gehoord had over die opium in Iran klopte dus zeker wel. ‘De hemel is altijd paars’ is een wel aardige roman over een uit Iran afkomstige jonge vrouw die in Amsterdam een nieuw leven probeert op te bouwen.

In het begin van de roman ligt er op de deurmat van de winkel in tweedehands kleren en spullen van de 32-jarige Arghavan  een brief van de gemeente. Er wordt haar meegedeeld dat de judasbomen waar ze vanuit de winkel op uitkijkt, binnenkort gekapt gaan worden. Judasbomen bloeien met een zee aan paarse bloemen en de bladeren kleuren ook paars. De bomen hebben een speciale betekenis voor d’r. De roman speelt zich af tussen aankondiging van de kap en de rauw om de gekapte bomen. In haar winkel komt vaak Anna. Ze is danseres en ze koopt kleren voor haar groep om dansvoorstellingen te maken. Arghavan en Anna worden vriendinnen. Een andere klant die in haar winkel komt is Johan, een wat oudere excentrieke man. Hij zegt zijn cassetterecorder te willen verkopen omdat hij stuk is. In plaats van geld hoopt hij dat ze een cassetterecorder kan vinden die het wel doet en te ruilen. Met de cassetterecorder neemt hij het geluid van de bomen op, maar dat lukt dus niet meer. Tenslotte maakt ze kennis met Mees. Hij lijkt zo ongeveer van haar leeftijd en hij speelt fluit. Als hij naar fluitles gaat komt hij langs haar winkel en op een dag spreekt hij haar aan. Hij Googelt Arghavan en Google geeft hem een oud Perzisch liedje. Dat studeert hij voor haar in. Dat maakt haar erg verliefd op Mees. Mees doet moeite om haar kennis te laten maken met zijn wereld, maar Arghavan heeft het gevoel dat ze daar niet in past. Mees kapt daarop de beginnende affaire af…en dat valt zo ongeveer samen met de kap van de Judasbomen waar ze op uit kijkt. Waar Anna de dansende levensvreugde vertegenwoordigd en Johan de natuurkrachten is Mees de verpersoonlijking van de liefde.

Ondertussen heeft Arghavan veel herinneringen aan een moeilijke jeugd in het Iraanse Tabriz. Als klein meisje was ze gek op haar vader en haar vader was gek op haar. Moeder was koud en kil tegen haar en laat haar keer op keer weten dat ze ongewenst is. Vader en moeder hebben een tegengestelde houding ten opzicht van de jonge Arghavan. Haar ouders hebben ook veel ruzie. Haar vader is steeds vaker in zijn studeerkamer. Dat is een kamer waar ze niet mag komen. Het ruikt er vreemd. Samen met haar vader leest ze gedichten. De Iraanse cultuur is een cultuur vol gedichten. Op een dag is ze op zoek naar een dichtbundel, maar kan hem niet vinden. Daarom overtreedt ze het verbod om haar vaders kamer in te gaan en ontdekt ze dat haar vader op dat kamertje opium rookt. De opium wordt een steeds groter probleem in het gezin. Moeder kan het niet meer aan en vertrekt en laat de jonge Arghavan achter bij haar vader. Vanaf dat moment gaat de verslaving van kwaad tot erger en moet het meisje maar zien hoe ze ermee omgaat.

De roman is zeker niet onaardig om te lezen. Wat opvalt is de hypersensitiviteit van de hoofdpersoon. Op het sentimentele af. Ik moet zeggen dat ik daar af en toe wel een beetje kriebelig van werd. In die zin kan ik me goed voorstellen dat Mees het al uitmaakt voordat hun relatie iets voorstelt. Verder ligt de symboliek overal een beetje dik bovenop. Dit alles wordt aan de andere kant weer goedgemaakt door een redelijk vlotte maar ook heel poëtische schrijfstijl.