Tag archieven: fietsster

Fietsfenomeen

Ik durf te beweren dat er niemand is die de weg naar en van mijn werk zo goed kent als ik. Ik ben ervan overtuigd dat ik de aller maar dan ook de allersnelste weg weet, En toch overkwam mij iets heel erg geks. Je zou haast denken dat ik iets gezien heb van een wereld die niet de onze is. Nou ja, nu overdrijf ik wel een beetje. Maar toch…

Over de fietstocht van huis naar mijn werk doe ik zo’n slordige vijfendertig minuten. Het is best eventjes doortrappen en arriveer ik op mijn werk (of thuis) dan heb ik het doorgaans behoorlijk warm. Dat fietsen is best een krachtsinspanning. Om die inspanning wat aangenamer te maken en daarmee wat lichter, heb ik een trucje bedacht. Een trucje dat er langzaam ingeslopen is, maar dat mij veel plezier verschaft. Het trucje is namelijk het ‘lekkere kontje’. Platvloers? Jazeker, maar wat maakt het uit? Bij het eerste stoplicht dat ik onderweg tegenkom is het doorgaans een drukte van belang en daar begint het. Ik zoek een lekker kontje waar ik achteraan kan fietsen. Wie de fietsster is, maakt me niet uit. Hoe oud of hoe jong, het doet er niet toe. Het gaat om het kontje. Dat moet lekker zijn en daar moet ik achteraan willen fietsen. Zo ook afgelopen dinsdag. En echt, de rest van het lijf vind ik best aardig, maar het gaat dus om dat lichaamsdeel dat lichtjes opgebold wordt door het zadel. Als er mooi lang haar boven hangt dan is dat meegenomen. Afgelopen dinsdag was het een strak legging kontje waar ik achteraan reed met wapperende haren erboven. Maar toen haalde ze iemand in en reed er dus iemand tussen mij en haar in. Daar heb ik de pest aan. Helemaal als het me niet lukt om die gast ook in te halen. Het was een man in een poepbruine jas op een afgeleefde fiets en hij reed veel te veel naar links en veel te langzaam. Het kontje zag ik al verder en verder van mij wegfietsen. Gelukkig kon ik er na verloop van tijd langs en kostte het me niet al te veel moeite om weer achter haar te komen.

Na het stoplicht achter de Dam had ik een ander kontje moeten kiezen omdat ik anders compleet ergens anders terecht zou zijn gekomen dan op mijn werk. En daar reed ineens – tussen mij en mijn nieuwe ‘achterlicht’ – weer diezelfde slomerd met zijn poepbruine jas en afgedankte fiets. Opnieuw haalde ik hem in. Natuurlijk filosofeerde ik even hoe dat kon: Je haalt iemand in die twee keer zo langzaam rijdt als jij en dan blijkt hij even later toch weer voor je te fietsen…dat is gek. Maar omdat ik dus voor een stoplicht had moeten wachten, zocht ik daar de verklaring in.

Maar toen reed ik door de Utrechtsestraat. Het kontjesloze traject. Een fietsonvriendelijke straat; je moet veel moeite doen om van alles te ontwijken. Maar wie reed daar ineens voor me? Die slomerd in die poepbruine jas op die afgeleefde fiets. En ik kon er niet langs zonder geschept te worden door het vrachtverkeer of terecht te komen in de tramrails. Hoe kon dat? Wist die slome duikelaar soms een snellere weg? Kon hij zijn fiets in een racefiets veranderen en dan snel langs mij fietsen? Rara hoe kon dit? Ik passeerde hem voor de derde maal en in een iets hoger tempo reed ik het Frederiksplein op.

Toen pikte ik bij het Amstelhotel onder het tunneltje een nieuw kontje op waar ik gezellig achteraan kon fietsen. Helemaal tot na de Oosterparkstraat. Langs de Montessorischool. En toen…haalde de dame met het fantastische achterwerk een fietser in…met een poepbruine jas en een afgeleefde fiets die tergend langzaam reed… Vertel me…hoe kan dat?