Sander Kollaard – Uit het leven van een hond; Een schitterend briljantje.

De laatste tijd heb ik regelmatig een boek gelezen dat veel te dik was; het had best wat korter gekund. Uit het leven van een hond van Sander Kollaard daarentegen is veel te dun. Een heerlijk boekje om te lezen en daarom had ik wel gewild dat het wat langer doorging, maar na amper honderd bladzijde is het gedaan. Hoe kan een meanderend boek over een alledaagse man met alledaagse problemen zo een prachtige roman worden? Je vraagt het je af… Het verraad groot schrijverschap, denk ik.

De IC-verpleegkundige Henk woont samen met zijn hond Schurk op en flatje in Weesp. Hij ziet dat zijn hondje het moeilijk heeft, en daarom gaat hij  met hem, op een bloedhete dag, naar de dierenarts. Schurk heeft hartfalen door ouderdom. De dood is onvermijdelijk, maar met medicatie gaat hij het nog een korte tijd volhouden. Vervolgens doet Henk wat boodschappen. Omdat hij ’s avonds een barbecue heeft bij zijn jongere broer Freek koopt hij een fles wijn en voor zijn zeventienjarige nichtje Rosa – waar hij helemaal gek op is – het boek Kees de jongen; hij heeft het boek gelezen toen hij net zo oud was als Rosa nu is en hij was van die roman diep onder de indruk. Na de boodschappen laat hij Schurk uit. Onderweg loopt hij een vrouw tegen het lijf die ‘iets’ bij hem wakker roept. Dan stapt hij met boek en wijn op de bus om naar de barbecue te gaan. In de bus ontmoet hij diezelfde vrouw. Ze gaat naar een concert, vertelt ze, en ze heet Mia. Bij zijn broer Freek is nichtje Rosa het lichtpuntje. Hij wordt behoorlijk dronken. Tegen zijn nichtje flapt hij eruit dat hij verliefd is op Mia. Als hij weer op de bus stapt, komt hij Mia opnieuw tegen en bekend hij zijn liefde. Dat blijkt wederzijds. Aldus het verhaal in een notendop.

Een verhaal waarvoor je niet direct het boek gaat lezen. Het verhaal is dan ook de ruwe diamant die Sander Kollaard tot een absolute briljant weet te slijpen. Een paar van de facetten die de roman zo’n onweerstaanbare schittering geven: De karaktertekening van hoofpersoon Henk. Henk is een man waar je je als man graag in herkend. Een lieve, zorgzame en zeer intelligente man die mild denkt over iedereen om zich heen. Die zelfs mild denkt over zijn ex-vrouw Lydia die hij met een ander betrapte. Iemand die het leven neemt zoals het is., maar het desalniettemin omarmt en er met volle teugen van geniet. Nog zo’n briljant facet is Kollaards taal. Een roman is per definitie taal. Kollaards taal is kraakhelder. Puntig waar nodig en meanderend waar dat kan. Tijdens het lezen heb ik me geen enkel moment afgevraagd wat de schrijver probeerde te vertellen; het staat er zoals het er staat. Ook die ene keer als hij wat dieper ingaat op het werk als IC-verpleegkundige is alles helder. Nog een facet: Zijn nichtje Rosa. Kollaard schrijft dat Henk gek op haar is en als je de roman uit hebt, ben je als lezer ook gek op Rosa en Rosa heeft daar helemaal niets bijzonders voor moeten doen. Zelden zo’n tastbare beschrijving gelezen. En zelden zo liefdevol. Ik kan nog een eind doorgaan, maar dat doe ik niet; er zitten zoveel schitterende facetten in deze roman! Oké, nog één dan: Kollaard zet zijn personage in een situatie waardoor wij als lezer het ergste vrezen maar omdat de hoofdpersoon vervolgens handelt zoals ik dat als lezer ook zou hebben gedaan, komt alles goed. Dat geeft een heel speciale spanning. Het laat je ook nadenken over ontwikkelingen die je in de maatschappij ziet ten opzichte van dingen die eigenlijk heel normaal zijn en waar je niet zo overspannen op zou moeten reageren. Een voorbeeld van zo’n situatie ga ik niet geven want dan geef ik té veel weg van de roman; ik raad je aan om de roman zelf te lezen want het is echt de moeite waard.

Hoewel Henk in de loop van de roman over van alles en nog wat zo zijn gedachtes heeft en er flink op los filosofeert, komt hij regelmatig uit op de verhouding tussen lichaam en geest. De roman begint er mee. Henk is enigszins ontdaan over een gesprek dat hij gehad heeft met een collega. De mens is, volgens die collega, alleen maar spul. Materie. Dat ‘spul’ komt regelmatig terug in Henks mijmeringen; hij lijkt de discussie met die collega door de hele roman voort te zetten: ”Poëzie: het wonderlijke vermogen van spul om verliefd te worden. Laten we daar even bij stilstaan: spul dat verliefd wordt… Dat is nog maar één transformatie. Met hetzelfde gemak wordt dat spul schoonheid, genot, eer…” Filosoferen over lichaam en geest, wie kan dat beter dan een IC-verpleegkundige die dagelijks geconfronteerd wordt met lichamen waaruit de geest vaak volledig is verdwenen en waarvoor terugkeer van die geest wordt gestreden?

Ook in metaforen die de schrijver gebruikt, komt Henks beroep soms terug. Zo komt Henk tijdens de barbecue de huisvriendin van broer Freek tegen: keramiste Julia. Met haar had hij ooit een gesprek:” …dat verliep als een terminale ziekte…” Maar ook andere metaforen vind ik erg mooi. Zo zitten twee mensen elkaar in de bus aan te kijken en zich af te vragen waar ze elkaar van kennen, met: “…gezichten leeg als een mededelingenbord bij stroomuitval…” Ik herken het beeld meteen.

Kortom: Een schitterende roman die eigenlijk maar één minpuntje heeft: Hij is te dun. Aan de andere kant: Alles staat er in. Het boek staat op de shortlist voor de Librisliteratuurprijs 2020 en dat is wat mij betreft helemaal terecht. Het boek is een absolute aanrader!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *