Het komt zoals het komt; mijn vijfhonderdste bericht!

Dit is een jubileum. Deze column; dit stukje. Het is mijn vijfhonderdste. Ongelofelijk dat ik dat schrijf. Het is dat het zo makkelijk te controleren is, want anders had ik het nooit geloofd. Vijfhonderd columns! Als ik ze uit zou printen dan had ik een behoorlijke stapeltje papier. Vijfhonderd columns in anderhalf jaar bij elkaar geschreven. Begonnen van puur verdriet en nu inmiddels een deel van mijn leven. Het is niet mijn lust en mijn leven. Ik zou dat vooraf wel gedacht hebben, maar dat is toch echt niet zo. Ik schrijf heel erg graag maar ik heb geen last van heilig moeten. Een dag niet geschreven maakt me wel nog altijd angstig; gaat het me nog wel lukken? Maar ik heb niet de drive van de ‘echte’ schrijver; niet dat ik in zak en as zit als het even niet lukt. Op zich ben ik wel heel tevreden over hoe het gaat. Ik besef me dat mijn stukjes niet altijd het niveau halen dat ik graag zou willen. Maar dat vind ik minder erg dan dat ik het me vooraf had voorgesteld. Ik geef graag mijn mening en als die mening er soms wat minder briljant uitkomt, dan is dat niet meteen het einde van de wereld.

Mijn columns geven een goed inzicht in wat mij bezighoudt. Op dit moment natuurlijk best wat aandacht voor persoonlijke aangelegenheden. De reorganisatie op mijn werk waarvan ik nog steeds niet weet of ik geslachtofferd wordt. Ik weet het gewoonweg nog niet. In september werd aangekondigd dat de reorganisatie eraan kwam en nu een half jaar later is nog steeds niet duidelijk hoe of wat. Wel werd duidelijk dat als ik deze ontslagronde zou overleven dat ik dan vrolijk op weg zou gaan naar de volgende ronde; Een andere verzekeraar gaat mijn bedrijf overnemen en bij de overname waar ik het over heb is alvast aangekondigd dat het veel werkgelegenheid gaat kosten. Dus…

En daarnaast natuurlijk de zorgen om mijn oudste. Ons kind. Als ik mijn ogen dicht doe zie ik hem in de wieg liggen en voel ik hem tegen mijn borst. Ik voel zijn handje in de mijne als we de drukke straat oversteken. Ik zie hem schitteren op het voetbalveld. Ik voel hem op mijn schoot zitten terwijl we een calculator programmeren. Hij ziet nu in het leven niets anders meer dan barrières. Onoverkomelijke barrières. En niemand kan hem wijsmaken dat die er niet zijn. Ik probeer zorgeloos te zijn door naar mijn andere zonen te kijken die elke barrière zien als een te overwinnen uitdaging die speciaal op hun weg is gekomen om het beste uit zichzelf te halen.

Ik wilde veel over kunst en cultuur schrijven. Dat heb ik gedaan en dat doe ik nog steeds. Veel over beeldende kunst. Mijn vierhonderd negenennegentigste column ging over beeldende kunst. Verder schreef ik over alle uitvoerende kunst die ik zag. Behalve als ik het dramatisch slecht vond. Een beetje slecht vind ik niet erg om over te schrijven. Als het dramatisch is, dan heb ik er geen lol in. Ik ben nou eenmaal geen azijnpisser en ik schrijf voor mijn plezier.

Ik wil wat meer over koken schrijven. Mijn stukjes over brood bakken zijn een mooi begin. Maar ik weet nog niet of dat doorzet; ik ben zo veranderlijk. Wat ik gisteren leuk vond, vind ik vandaag niet de moeite waard. Ik ga me mezelf niets voornemen of opleggen; het komt zoals het komt.