Nieuwe contactlenzen

Een slordige vijftig jaar geleden liep ik aan de hand van mijn moeder over de Vrijheidslaan in Amsterdam. Op mijn neus mijn eerste bril. Ik ontdekte de wereld opnieuw. Ik zag dingen die ik nog nooit gezien had. Ik vond het fantastisch. Details kwamen tot leven terwijl ik eerst niet eens wist dat ze er waren. Ik keek omhoog maar de daklijsten. Ik keek omlaag naar de stoeptegels waarin ik zowaar tekening ontwaarde. De bakstenen waarmee de huizen aan de Vrijheidslaan gemaakt waren; een wonder van complexiteit. Ook zag ik de Berlagebrug in de verte. En mijn eigen schooltje, de Berlageschool, waar ik die dag niet naartoe hoefde omdat ik aan mijn bril moest wennen. Wat een wereld! Sindsdien was ik lange tijd een enthousiast brildrager.

Wat jaartjes later keek ik op een dag in de spiegel en zag de lelijkste jongen ooit. Tenminste, dat vond ik. Die bril, met die vergrotende glazen. Spuuglelijk. Bovendien las ik de Popfoto. Ik was hevig geïnteresseerd in de meisjes die een correspondentievriendje zochten. Ik vond dat er namelijk een persoon was, die daar uitermate geschikt voor was: IK. Maar wat las dat pukkelige, brildragende jochie van toen in bijna elke advertentie: Ik zoek een leuke jongen om mee te pennen maar ZONDER BRIL. Zelfs meisjes die met hun brilletje op hun neus op de foto in de Popfoto stonden, schreven dat ze jongens met een bril niet bliefden. Mij dus. Voor mij was het wel duidelijk; ik zou nooit aan de vrouw komen want die hielden niet van brillen. Ik trok me terug op mijn kamertje en draaide treurige platen. Met mijn koptelefoon op, want niemand hoefde te weten van mijn leed. Ik las Turks Fruit van voor naar achteren en van achteren naar voren. En ik was kapot want zoiets moois en geils zou aan mijn neus voorbijgaan. Brildragende jongen. De hele wereld was één grote broeierige bak van elkaar in liefde zoekende lichamen. In het midden van die zwoele wereld was een klein eilandje omgeven door brillen. Daar was het koud en eenzaam en daar stond ik.

Daarom zeurde ik om contactlenzen. En die kreeg ik. Daarmee zou ik de wereld veroveren. Van het lelijke eendje werd ik een brilloze knappe jongeling. Een Adonis. Maar helaas, een verlegen Adonis. Heel erg verlegen. Ik was best goed van de tongriem gesneden maar in het bijzijn van een leuke meid schoot het bloed naar mijn hoofd en hakkelde ik erop los. Erg vervelend allemaal. Lag mijn minieme succes bij het vrouwvolk dan soms niet aan mijn uiterlijk? Met mijn contactlenzen in dacht ik daar diep over na en ik las Jean Paul Sartre. Die man had het uiterlijk van een kikvors. Geen gewone kikvors maar een lelijke kikvors. Zijn ene oog keek je vanuit zijn foto recht aan, terwijl de andere op zoek was naar iets anders elders in de ruimte. Wat een lelijke kop! Maar een Casanova in optima forma, las ik. Hij veroverde, tot groot verdriet van Simone de Beauvoir, de ene na de andere vrouw. Heel onbegrijpelijk, vond ik, terwijl ik mijn helemaal niet lelijke brilloze gezicht in de spiegel bekeek.

Vanmiddag nieuwe contactlenzen! En met de vrouwen? Daarmee is het helemaal goed gekomen!