Kantjils doerians

Eén van de leukste boekjes die we de jongens vroeger voorgelezen hebben is ‘Kantjil’ van Alet Schouten. Alet Schouten wordt, denk ik, niet zoveel meer gelezen. Dat is jammer want het is een fantastische kinderboekenschrijfster die heerlijke boeken heeft geschreven.  Kantjil is bovendien erg humoristisch. Het zijn kinderverhaaltjes uit Indonesië over het slimme dwerghertje Kantjil. Heer Tijger is hij altijd te slim af. Uiteindelijk moet heer Tijger toegeven dat hij verloren heeft van Kantjil. Dan druipt heer Tijger af terwijl hij zijn massieve kop schudt en binnensmonds mompelt dat Kantjil toch maar ‘een hapje van niets is’. In Artis, waar we destijds een abonnement op hadden, bezochten we de tropische kantjil. Daar in zijn warme kooi, achter glas, zag het hertje er aandoenlijk uit. Maar dat het een tijger te slim af was, dat konden we moeilijk geloven.

alleen nog 2e hands verkrijgbaar

Eén van de dingen die regelmatig in de verhaaltjes van Kantjil terugkwam, was de Doerian. Kantjil was gek op doerians. Vooral de lekkere rijpe doerians. Probleempje was dat die vruchten nogal stonken, vertelde Alet Schouten. Wij konden ons daar helemaal niets bij voorstellen. De combinatie zoet en stinken is erg moeilijk voor te stellen.

Ik heb zomaar, zonder dat ik daar iets voor heb hoeven doen, een schoondochter gekregen wiens wortels in zuidoost Azië liggen. Net als ik heeft ze een zwak voor lekker eten en omdat haar ouders een tijdlang een restaurant runden, heeft ze daar vanzelf ook behoorlijk veel verstand van gekregen. Ik moet wennen aan de hoeveelheid pepers die in die keuken wordt gebruikt. Vaak is dat voor mij net een pepertje te veel. Maar andersom is het niet anders; eet ze bij ons dat grijpt ze eerst naar de pepermolen om aan de gerechten die ik brouw iets van pittigheid mee te geven. Kletsend over het leven en al het lekkere eten dat god voor ons klaargezet heeft, kwamen wij op de doerian. Ze smaken best lekker, maar die geur…niet om te harden, vertelde ze.

Op een dag was ik met zoon en schoondochter in een Aziatisch levensmiddelengroothandel en daar vonden we een pakket bevroren doerian. Dat kon ik natuurlijk niet laten liggen. Zo werd het zaterdagavond en kwamen zonen en schoondochter bij ons eten. Een mooie gelegenheid om de ontdooide doerian als toetje te eten. Mijn zoons waren ook best benieuwd; zij waren per slot grootgebracht met de trillende pootjes van Kantjil. Ik legde het ontdooide pakket op een groot bord en liep naar de huiskamer. Het grote moment was aangebroken. Met een scherp mes sneed ik door het plastic. Daar was de vrucht. Hij zag er erg onschuldig uit. Een soort reuzen perzik. De structuur en de kleur van het vruchtvlees had daar het meeste van weg. Ik kon het niet laten…ik bracht het bord dicht naar mijn gezicht…ik snoof de geur in een grote teug naar binnen…

Over de kleur die mijn gezicht toen kreeg, wordt nog steeds gepraat. Wit of grauw… Ik denk niet dat ik ooit harder geschrokken ben van een geur. Jezus wat smerig! Het ergste was dat de geur zich in mijn neus nestelde en er niet meer uit wilde. Alles rook naar Doerian. Eigenlijk viel de smaak ook niet mee. De misselijk makende geur kwam met elke hap mee. Walgelijk! Arme kantjil! Ik had hem graag een welriekend lievelingsmaaltje gegund dan deze mislukking van moeder natuur!