Apenbillen in Artis

Vroeger hadden we een abonnement op Artis. In het begin maakten we daar druk gebruik van. De dierenwereld interesseerde mij in hoge mate. En omdat dieren het meest interessant zijn als ze honger hebben, (want dan ‘doen’ ze wat) wist ik al vrij snel alle voedertijden uit mijn hoofd. Het meest sensationeel was het voeren van de grote katachtigen. De leeuwen en de tijgers en de poema’s. Achter de buitenhokken lagen de binnenhokken en achter de binnenhokken liep een smal gangetje. De leeuwenoppasser legde een flink stuk dood dier in de binnenhokken en vervolgens trok hij het luik tussen buiten- en binnenhok omhoog en dan stormde de reuzepoes naar binnen om zijn dagelijkse hap te veroveren. De oppasser liet een beperkt aantal mensen met hem mee gaan, naar dat gangetje. En als je tot de gelukkigen behoorde dan kreeg je de instructie om met je rug tegen de muur te blijven staan, want het ging wel even om heel gevaarlijke dieren… Sommige oppassers verhoogden ook het effect door het luik dat de roofdieren van hun hapklare prooi scheidde eerst een klein stukje op te trekken. Een grote neus probeerde onder dat luik door te komen. Grauwend en brommend. Soms een grote klauw. En dan trok de oppasser het hele luik op en stormden de dieren naar binnen.

Een ander bijzonder fenomeen in Artis waren de mensapen. De orang-oetangs, de chimpansees en een enkele kleinere gorilla zaten gezamenlijk in het mensapenhuis. Een van rood baksteen opgetrokken huisje waar de dieren achter glas te bewonderen waren. Het mensapenhuis zag eruit als een speeltuin, maar in werkelijkheid zaten de apen daar te zitten. Loom zag je soms één van de apen van de ene kant van het hok naar de andere lopen. Soms zelfs slingerend door de dooie boom die er stond. Maar het meeste zaten die dieren uit hun neus te vreten. Achteraf gezien leidden ze daar een verschrikkelijk saai bestaan. Ondanks dat ze met zovelen in dat kleine huisje zaten. Opmerkelijk waren de achterwerken van de chimpansees. Achter aan hun lijfjes hing een vleesklomp waarvan ik geen idee had waar het voor diende. Echt handig om erop te zitten leek het me niet. Als ik naar de chimpansees keek, moest ik denken aan mijn oma die ons altijd waarschuwde voor de laaiende kolenkachel. ‘Kijk uit voor de kachel,’ zei ze als we er te dichtbij kwamen: ‘anders krijg je apenbillen!’. En in Artis keek ik naar de chimpanseebillen en dan begreep ik wel wat mijn oma bedoelde; dat wilde je dus niet.

Vandaag staat er een verslag van een onderzoek in de krant naar de betekenis van chimpanseebillen. Hoe ze dat precies onderzocht hebben, weet ik niet, maar chimpansees herkennen elkaars billen op dezelfde manier als waarop wij mensen gezichten herkennen. Dat gaat volgens een vast patroon en als je daarvan afwijkt, dan raakt het herkenningsvermogen in de war. Laat je bijvoorbeeld foto’s van gezichten op z’n kop zien, dan krijgen we problemen met het herkennen van een gezicht. Fascinerend! Maar nog fascinerender is dat een chimpansee de foto van de billen van een andere chimpansee herkent. Maar draai je de foto om, dan krijgt de chimpansee dezelfde herkenningsproblemen als wij met een gezicht op z’n kop. Conclusie is dat chimpansees op dezelfde manier naar billen kijken als wij naar gezichten. Is dat niet fantastisch!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *