Wonen in de Amsterdamse school

Dit weekend was het heerlijk weer. Ik heb lekker op het balkon zitten lezen. De zon was nog niet om het huizenblok. Er was geen wind en de temperatuur aangenaam. Beneden de tuinen van mijn buren. Onbegrijpelijk dat daar zelden iemand in zit, vind ik. Voor onze verhuizing naar de wisselwoning waar we nu in wonen, leefden we in de tuin. Zeker op de warmere dagen zoals vandaag.

Gisteren wilde ik naar de tentoonstelling Wonen in de Amsterdamse school in het Stedelijk. Deze tentoonstelling is zwaar van toepassing op mij en ons. We woonden in het absolute architectonische Amsterdamse schoolse hoogtepunt. Maar ook onze wisselwoning is ontworpen door deze invloedrijke architectuurstroming.

Voordat ik koers zette naar het Stedelijk, reed ik even langs onze ‘echte’ woning. De sloop van het interieur bleek begonnen. Ondanks dat dit een stap in de richting van onze terugkeer is, brak mijn hart. Wat een puinhoop in het huis dat ons zoveel gebracht heeft. De plafonds waren eruit, het toilet was weg en de tussenliggende muren ook. Onze woning lag erbij als een gewond dier en ik kon er niets aan veranderen. Wat een akelig gezicht! Ineens herinnerde er weinig meer aan ons jarenlange verblijf in de woning. Ja toch…De zuil midden in de kamer. Die had ik onbeholpen en lelijk behangen. Het behang rafelde nog steeds op dezelfde manier; Frits was here!

Zo kwam ik met opgeschudde gevoelens op de tentoonstelling Wonen in de Amsterdamse school terecht. Deze keer ging het eens niet om het uiterlijk van de gebouwen, maar om het ontwerp van het interieur. Dan vooral het ontwerp van meubels. Was het zo dat de Amsterdamse School architecten met hun architectuur iets wilden betekenen voor de arbeidersklasse, met hun meubels en interieurs zochten ze aansluiting bij de kapitalist. Dat was het meest verrassende van de tentoonstelling. Hoewel de architecten enorm begaan waren met de arbeidersklasse en ze hun huizen voor een groot deel ontworpen voor de socialistische woningbouwcorporaties, waren de meubelen die ze ontworpen duur. In ieder geval onbetaalbaar voor de arbeidersklasse. Terecht staan er in de museumwoning in Het Schip ook geen Amsterdamse schoolmeubelen; die waren onbetaalbaar en zullen waarschijnlijk nooit in een Eigen Haard woning hebben gestaan.

Juist bij de meubelen viel het op hoezeer de stroming aanzit tegen grote Europese kunststromingen. Art Deco, bijvoorbeeld. Op de een of andere manier zie ik dat niet in de huizen terug, maar wel in de interieurontwerpen. Een mooi voorbeeld vond ik De Bijenkorf in Den Haag. Was ik nooit geweest, maar is nu een must geworden. De kleurige lampen deden me wel een beetje denken aan Tuschinsky. Verder viel me de hoeveelheid klokken op. Het Stedelijk had er een hele zaal mee gevuld, maar ook elders in de tentoonstelling kwam ik nog veel klokken tegen. Veel pendule achtige klokken voor op de schoorsteenmantel. Je kon zelfs je eigen Amsterdamse Schoolklok maken! Het affiche van de tentoonstelling is wat dat betreft al een opwarmertje; als klokkenliefhebber, wat ik niet perse ben, kom je hier goed aan je trekken.

Een leuke tentoonstelling. Maar toch moet het van mijn hart, dat ik de architectuur hoger waardeer dan hun meubelontwerp.