De tachtigjarige oorlog en het Prado

(Geschreven op 6 mei 2016 in Madrid)

Een paar dagen geleden in het Prado, hadden Josien en ik een plan gemaakt van schilderijen die we hoe dan ook gezien wilden hebben. Dat, om te voorkomen dat we straks thuiskwamen en dan ontdekten dat we het belangrijkste gemist hadden. Allereerst natuurlijk wilden we alles gezien hebben van El Bosco; Jeroen Bosch. En omdat Jeroen Bosch niet op zichzelf stond, alle andere vlaams-nederlandse schilders uit die periode. Bovendien vond ik dat we de schilderijen uit onze gouden eeuw moesten hebben gezien. Eerder nog ‘onze’ meesters dan de Spaanse meesters. Onze keuze, dus.

Wat betreft de schilderijen van Bosch en zijn tijdgenoten werden we absoluut niet teleurgesteld. De mooiste schilderijen hingen er. Toen naar de zeventiende-eeuwse Nederlandse meesters. Nada, dus. Vrijwel niets. Eén schilderij van Rembrandt, niet eens een heel erg topstuk en verder een paar doekjes van mindere goden. Dat was alles. Ik merk dat ik me een beetje tekort gedaan voelde. In mijn ogen is de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst een van de meest bijzondere perioden in de kunstgeschiedenis. Met Rembrandt en Vermeer voorop vindt je een schier eindeloze reeks van meesters die meer dan de moeite waard zijn. Er werd in de republiek een nieuwe kunst uitgevonden…waarom had een groot museum als het Prado daar geen belangstelling voor? Onbegrijpelijk vond ik dat. Ieder Europees museum met een historische schilderijencollectie, moet Nederlandse meesters hebben. Dat is mijn mening. Heb je dat niet als museum, dan tel je gewoon nauwelijks mee. Ik had mijn mening over het Prado, wel zo’n beetje klaar; erg mooie doeken maar Nederlandse meesters ontbraken in de collectie.

Maar toen las ik de catalogus. De kern van de collectie wordt gevormd door datgene wat koningen en andere adel hebben verzameld. Dat geldt voor Spanje, maar ook voor Nederland. Spaanse vorsten waren in oorlog met Nederland toen de grote zeventiende-eeuwse meesters hun doeken produceerden. Nog jaren na de vrede van Munster was de Nederlandse republiek en alles wat daar geproduceerd werd, not done in Spanje. Er was dus geen enkele collectie van zeventiende eeuwse nederlandse kunst in Spanje. De kunst uit die periode die wel in het Prado terecht is gekomen is door museale aankopen bij elkaar gebracht. Een museum is nooit zo rijk dat ze een grote collectie aan kunnen kopen, zeker niet als de werken al zo lang zo populair zijn en de prijzen zo fiks zijn opgedreven. Uit de catalogus blijkt dat men dat zeer betreurt. Nog een negatieve kant aan oorlog!

We wandelden gisterenmiddag op onze laatste dag alhier, wat rond door Madrid. Aan de bijzonder enthousiaste medewerkster van de toeristeninformatie hadden we wat suggesties gevraagd. We moesten zeker langs Plaza de Miguel, vertelde ze; één van de oudste pleintjes van Madrid langs de Calle Mayor. Daar gingen we dus naartoe. Op het pleintje een beeld…Don Alvaro de Bazan. Een man in een zwarte pietenpak. Ja, dat is hem dus…de hertog van Alva. Het kwaad in eigen persoon. Inquisitie, brandstapel, het beleg van Leiden, de bevrijding van Den Briel; op 1 april verloor Alva zijn bril… Hier een held, bij ons de verpersoonlijking van het kwaad. Zelfs de tachtigjarige oorlog is nog levend!