Boudewijn de Groot

Muziekhelden die ik had toen ik zestien was, staan, inmiddels bejaard, nog steeds op het podium. Velen proberen nog steeds de viriliteit en jeugdige onbevangenheid uit te stralen die ze destijds hadden en waarmee ze een rolmodel voor mij waren. Opvallend is dat deze bejaarde muzikanten ook een jonger publiek trekken dan de fans van de eerste dagen, maar het blijven opa’s en oma’s op de bühne. Terwijl ze hun leven achter zich hebben zingen ze over hun eerste verliefdheid. Zingen ze over de onrechtvaardigheid van de wereld of zingen ze over de oude generatie waartegen ze zich afzetten. Vooral dat laatste is opmerkelijk want de generatie waartegen ze zich afzetten, is dood of hoogbejaard. Ik wil maar zeggen…

Dit jaar overleed Armand, Een ietsje over de zeventig, was hij. Dagelijks klom hij het podium op om zijn ongenoegen te bezingen. Om zijn burgerlijke ouwelui de waarheid te zeggen. Eén hit heeft hij gehad. ‘Ben ik te min’ (ben ik te min omdat je ouders meer poen hebben dan de mijne). Dat zong hij, schijnt het, dagelijks. Inmiddels hebben de ouders van zijn toenmalige vriendinnetje niet zoveel mening meer…

Hoe zag Armand eruit…Immer gekleed in hippiekleding. Een gigantische roodgeverfde pruik omkranste een oude mannengezicht. Boven die pruik een dikke rookwolk van een stevige joint waarmee hij de gevestigde orde liep te choqueren (sjokkeren?). Hij is dus niet meer, dit wandelend stuk anachronisme.

Ik weet niet of ik het leuk vind of genant die opa’s en oma’s (maar vooral opa’s) op het toneel die hun lang vervlogen jeugd proberen te rekken tot in het onmogelijke. Gisteren een documentaire op de televisie over het afscheidsconcert van Boudewijn de Groot. Op zijn zeventigste verjaardag nog één keer een concert waarop hij zijn oude hits ten gehore zal brengen. Daarna is het over en uit en zal hij ze nooit meer zingen. Ik denk dat dat verstandig is.

Ik had een dubbelelpee van Boudewijn de Groot. Compleet grijsgedraaid heb ik ze. Ik heb de inhoud van deze dubbelelpee proberen op te zoeken, maar alle nummers in de volgorde zoals ik ze het herinner, kan ik niet vinden. Op mijn veertiende hoorde ik ‘Een meisje van zestien’ en begreep het probleem niet helemaal. Verder vond ik Verdronken Vlinder, Prikkebeen en de Reiziger fantastische nummers. Het Land van Maas en Waal, daar had mijn opa een singeltje van. Mijn literaire-cultureel-geschoolde-Neerlandicus-opa. Doordat hij dat singeltje had, was Boudewijn kosher voor mij!

‘Testament’, had een speciale betekenis voor me. Daar heb ik nogal op lopen zwijmelen toen ik zo rond de achttien was. Gisterenavond. De inmiddels zeventigjarige Boudewijn de Groot:

Na tweeëntwintig jaren van mijn leven

Maak ik een testament op van mijn jeugd

Niet dat ik geld of goed heb weg te geven

Voor slimme jongen heb ik nooit gedeugd

 

Inmiddels zijn zijn kleinkinderen de tweeëntwintig al gepasseerd; ik kan me voorstellen dat hij deze liedjes niet meer wil zingen. Ik heb ervan genoten maar zijn platen draai ik niet meer. Als ik toevallig een liedje hoor, dan spits ik mijn oren en luister ik…dat wel. Verder heb ik zijn liedjes opgeborgen bij alle andere leuke herinneringen die ik heb.

Boudewijn de Groot is net geen anachronisme geworden, vind ik.