Achtergelaten in een portiek

Logica en emotie gaan vaak niet samen. Zelfs mensen waarvan je ziet, die hebben een goed stel hersens, vallen qua logica behoorlijk tegen als ze in hun emoties verstrikt raken. Dat is natuurlijk helemaal niet erg, maar het valt wel op. Gisteren interviews met vondelingen in de Volkskrant. Een heel speciaal type mens. Echt getekend. Je bent als het ware niet begonnen in je leven. Gewoon achtergelaten, ergens. Een éénenvijftigjarige vrouw vertelt dat ze bij een kinderdagverblijf werd gedumpt. Dat lijkt me als dumpplek niet gek. In alle chaos toch een verstandige keuze. Deze vrouw zal het lot van vondelingen meer volgen dan ik, denk ik. Zo zal ze hebben gehoord van baby’s in vuilcontainers of gewoon maar op een hoek van een straat. Toch, en dat begrijp ik dus niet, is ze een felle tegenstander van een vondelingenluik. Dat gaat weer in tegen de logica. Een kinderluikje geeft een gedumpt kind recht op een leven; zo zie ik dat. De moeder communiceert dan dat haar kind recht heeft op leven, maar dat zij daar niet aan kan bijdragen.

Eén van mijn favoriete programma’s is Spoorloos. Mensen zijn hun verwanten kwijtgeraakt. Vaak ouders. Het programma probeert ze dan weer op te sporen. Ik hou erg van de speurtocht en het verhaal. De tranen kunnen me gestolen worden. Als de onvermijdelijke tranen vloeien, vind ik dat Spoorloos een goede afstand houdt. Vandaar dat ik er graag naar kijk. Het doet me waarschijnlijk erg denken aan mijn eigen speurtocht naar mijn vader. Die man was ook regelmatig ineens weg. Na verloop van tijd wist ik hem via via toch weer te traceren. Hij is alweer een tijdje definitief weg; ik ben al een stuk ouder dan de leeftijd waarop hij overleed. Hij zit dieper in mij dan ik zou willen en soms wissel ik gedachten uit met hem. Meestal over muziek. Niet diepgaand, maar even, in een flits peil ik hoe hij over bepaalde muziek denkt. Als hij het niet mooi vindt, vind ik het niet mooi. Ik zei het al, logica en emotie gaan niet goed samen.

Bij Spoorloos ook een keer een gedumpt meisje. Een wees. Ze was als pasgeborene in een handdoek gewikkeld in een portiek achtergelaten. Een prachtige meid! Je kan je haast niet voorstellen dat je zo’n mooie meid aan haar lot overlaat! Ze zag er juist uit als iemand wiens hart je graag zou willen veroveren; iemand die je graag dicht bij je hebt. Toen ze haar dumpten hadden ze niet gezien wat voor geweldigs er zou groeien uit dat hoopje verdriet. Dat moet wel. Een ietsje donkerder pigment dan de doorsnee Nederlandse kaaskop. Als kijker probeer je haar meteen te lokaliseren. Meteen probeer je d’r in een groep te plaatsen. Meteen zie je hoe moeilijk dat is, en wordt het probleem dat zij heeft duidelijker en duidelijker. Ze kan ouders hebben uit: Zuid europa, of gemengd. Een donkere vader en een witte moeder of juist andersom. Haar grote krullenbos kan duiden op een Afrikaanse achtergrond, maar daar is ze weer te licht voor. Aziatisch of Zuid-Amerikaans kan ook. Misschien ouders uit het Caraïbische gebied. En zo loop je al snel te puzzelen.

Samen met de politieagent stond ze in de portiek waar ze gevonden was. Een wat oudere politieagent. Die politieagent wilde wel haar vader zijn, of haar opa, en zij wilde dat die politieagent haar vader was, of minstens haar opa. Dat zag je meteen. Maar dat was niet zo, want die mooie meid was daar als pasgeboren meisje achtergelaten en hij had haar daar alleen maar gevonden. Logica en emotie gaan niet vaak samen.