Adriaan Lambertsz van den Tempel (1622-1672) – Het gezin van David Leeuw (1671)

SK-A-1972

Vroeger thuis musiceerden wij in gezinsverband. Dat was geen pretje voor de buren, maar wij vonden het heerlijk! De schaduwzijde was dat we een instrument moesten leren bespelen. Daar zat best wat dwang achter. Mijn opstandige zus weigerde categorisch en heeft de dwarsfluit die ze bij gebrek aan beter gekozen had, eigenlijk nooit aangeraakt. Het samen spelen ging daardoor aan haar voorbij. Ik kan moeilijk zeggen dat ik veel oefende op mijn cello. De dag dat ik les had nam ik lamlendig de opgedragen stukjes door. Dat was dat. Ik schoot ook niet erg op. Ik speelde net voldoende goed om mijn partijtje mee te kunnen strijken in het schoolorkest. Daar heb ik dan ook erg veel plezier beleefd. Maar ook dus met samenspelen.

Soms werden bij ons in de huiskamer de meubels aan de kant geschoven. Er werden drie stoelen zo neergezet dat degenen die erop zaten elkaar konden aankijken. Samen muziek maken is ook zien wat de ander doet, zien wat de ander aangeeft. Daarnaast natuurlijk luisteren. In het midden tussen de twee stoelen werden de lessenaars gezet. Samenspeelmuziek voor beginners (want dat was ik zeker! Verder dan beginner ben ik eigenlijk niet gekomen) werd op de lessenaars gezet en daarna werd er gestemd: Mijn broer en moeder de viool en ik de cello. Een heel ritueel. Met terugspringende snaren, harsen en knarsen.

De bladmuziek haalden we vaak uit de muziekbibliotheek. Nu ondergebracht in de Centrale Bibliotheek bij het Centraal Station, maar vroeger in de Pijp. Soms gingen we naar de muziekhandel. De verkoper haalde uit de kast een stapel bladmuziek voor twee violen en een cello en vervolgens namen we de stapel door. Moeilijkheidsgraad was het belangrijkste criterium; waren we in staat om het te spelen?

De dwang om een muziekinstrument te leren bespelen, wilden wij niet gebruiken in onze opvoeding voor onze kinderen. Ik denk dat ik daardoor alleen met mijn middelste zoon, sporadisch, heb kunnen samenspelen.

In dit familieportret van de familie Leeuw wordt ook gemusiceerd. Wat wil de schilder precies over dit gezin zeggen? Het gezin de leeuw is goed gedocumenteerd en daardoor kan met zekerheid worden gezegd welke familieleden we zien en hoe oud ze zijn. Maria van 18 zingt de alt partij; Pieter van 14 bespeelt de viola da gamba, Weyntje van 12 bespeelt het klavecimbel, Cornelia van 8 neemt de sopraan (Canto I) voor haar rekening. Suzanna van 2 doet mee met haar rammelaar. Vader David wijst trots op zijn gezin. Moeder Cornelia Hooft heeft de jongste op schoot en ondersteund de op een na jongste door haar hand lieflijk te strelen. Het hondje is speels zoals altijd (denk ik). Het gezin Leeuw wil zichzelf als een harmonieus en fijn gezin laten portretteren, dat is voor mij wel duidelijk. De gezinsleden hebben, alleen al door samen te spelen, veel met elkaar te maken. Zorg en toewijzing stralen ze uit. De stootband die de jongste, Suzanna, op haar hoofd heeft, benadrukt die zorgzaamheid. Zorgzame ouders van nu doen hun kinderen helmpjes op als ze achter of voor op de fiets gaan. Hoekjes van tafels waartegen ze zich kunnen stoten worden afgeplakt. Toen deden ze kinderen een stootmand op het hoofd.

Wat wil de schilder of de opdrachtgever nog meer laten zien over dit gezin? Godsvrucht. Eén van de belangrijkste zaken in die tijd. Hoe laat hij dat zien? Allereerst door de ingetogen kleding. De ouders in stemmig zwart met weinig opsmuk. De meisjes met wat strikken en linten. Alleen de gouden rammelaar van de jongste is frivool. Draai je de plaat op zijn kop en zoom je in op de bladmuziek in de hand van Cornelia, dan zijn muziek en tekst te lezen: ‘Erffenis der Goddeloozen’. Op grond van deze tekst is de volledige tekst makkelijk te achterhalen. Een godsdienstige tekst kortom, die lijkt te zeggen dat als je niet volgens God’s wetten leeft, je nooit in de hemel zult komen.

Kortom: We hebben hier te maken met een harmonieus, godsvruchtig gezin…of niet?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *